Het is een uitspraak van de Amerikaanse priester Robert Farrar Capon uit een interview uit 1983 (vandaar de gedateerde vergelijking met telefooncentrales :-)). Hij zegt erover:“Vaak hebben we het idee dat de Kerk een soort goddelijke telefooncentrale is.”
“Vaak hebben we het idee dat de Kerk een soort goddelijke telefooncentrale is, die de wereld doorreist met als doel om mensen te overtuigen hun telefoonlijntjes bij hen in te pluggen, want dan komt het goed. […] Voor de Kerk is deze gedachte dodelijk. De Kerk is namelijk in de wereld geplaatst om aan te kondigen dat God alle telefoonlijntjes van alle mensen heeft verzameld en door zijn dood en opstanding in Zichzelf heeft geplugd.”
Jeugdverlating
Ik las laatst het onderzoek van Harmen van Wijnen van vorig jaar naar het geloof van groepen jongeren. Het heeft veel mensen aan het denken gezet. “De jeugd doet niet aan kerkverlating, de kerk doet aan jeugdverlating,” is de uitspraak die misschien wel het meest is blijven hangen.De uitspraak van Capon aan het begin van deze blog kwam naar boven toen ik nadacht over een ander beeld uit het onderzoek van Van Wijnen: het beeld van de ‘invisible wellspring’; de onzichtbare Bron.
De leven gevende Bron
Van Wijnen schrijft: “De Bron is het beeld van de verlossende, leven gevende Bron van het evangelie. De Bron komt terug als bijvoorbeeld de oorsprong van leven in de schepping, de belofte van redding, de Bron onder de tempel in Ezechiël, vervulling in Jezus.”Uit die Bron komen verschillende uitingen en vormen omhoog: De Bron voedt zowel de grote kerk als de kleine initiatieven. Van Wijnen plaatst het beeld van de Bron tegenover het beeld van de kerk als instituut. Het instituut bestuurt verschillende spin-offs en activiteiten en stelt daarbij steeds de vraag: Hoort dit bij ons of niet? Is dit van ons of niet? Jeugd is een doelgroep.
God centraal
Volgens hem is het idee van de Bron een beter alternatief, omdat het God en wat Hij doet centraal stelt en niet de kerk. Een belangrijk verschil in het denken over jeugdwerk!Het beeld van de Bron bleef hangen in mijn hoofd en in mijn hart. Wat geeft het een dynamisch beeld van de kerk, van geloven, van jeugdwerk en van wat er onder jongeren spontaan gebeurt! Het maakt de rol van jeugdwerker zowel kleiner als groter, het maakt me zowel nederiger als belangrijker.
Het maakt me nederig
Wat wij doen als kerk in het jeugdwerk is maar een klein onderdeel van wat God doet in de levens van jongeren. In gesprekken met mensen, besef ik dat niet ik (of de kerk) de Bron is van wat er bij een ander gebeurt. Het idee van de Bron geeft ruimte aan verschillende vormen, waarbij de kerk niet krampachtig vasthoudt aan de eigen activiteiten. Het doet me ook denken aan de woorden van Paulus in 1 Korinte 3: “De een plant, de ander begiet, maar God geeft de groei.”Het geeft de kerk een bepaalde nederigheid: wij kunnen ook alleen in leven zijn als we verbonden zijn met de Bron. Wij zijn niet de telefooncentrale, God is de telefooncentrale.
Het maakt me belangrijk
Als jeugdwerker in dienst van een kerk, loop je zomaar het gevaar te denken dat je jongeren voor de kerk probeert te winnen. (Het gevaar waarop Capon al wees) Als je aangesloten ben op de eeuwige Bron, kom je tot het besef dat jouw rol is jongeren hun identiteit in Christus te laten ontdekken. Dat is nogal een bredere scope! Jouw eigen rol, jouw eigen persoon, jouw eigen relatie met de Bron is daarin belangrijk.Het maakt me bewust van mijn eigen Bron. Ook ik ben aangesloten op die Bron en deel daarvan uit. Van Wijnen noemt in zijn boek nadrukkelijk de rol van de Kerk als bemoediger en aanvuurder voor wat er in de levens van jongeren gebeurt. We geven door wat we van God ontvangen.
Het beeld van de onzichtbare Bron geeft me nieuwe perspectieven op de Kerk. Niet ik, niet de kerk, maar de “verlossende, leven gevende Bron van het evangelie” voedt jongeren! God staat centraal en ik heb een nederige, maar belangrijke rol.
