
God vinden in de stilte. Het is populair tegenwoordig, maar voor Mozes zit het er niet in. Als hij de berg Sinaï op moet, om daar met God te spreken, maakt Hij namelijk nogal spektakel. Donder, bliksem, aardbeving, het geluid van een ramshoorn, rook. Je kon Gods aanwezigheid zien, horen, voelen en met al die bliksem misschien ook wel ruiken. Alle zintuigen ingeschakeld en gebombardeerd met prikkels. God vinden in de herrie.
De berg is een no-go-area. Het volk Israël mag niet te dichtbij komen. Het gebied wordt afgegrendeld, want zelfs dieren mogen niet te dichtbij grazen. Maar Mozes mag er wel op. Misschien is het eerder: Mozes moet er wel op. En Mozes gaat en spreekt met God.
Uitnodiging
Op een gegeven moment krijgt het volk echter zelf een uitnodiging: Komen jullie nu ook maar met God praten. Kom maar, het mag. Het volk wordt uitgenodigd dichter bij God te komen.
God is op dat moment nog steeds aanwezig in die donkere wolk. Niet het meest uitnodigende beeld en dat vinden de Israëlieten kennelijk ook: ‘Eh, praat jij maar met God, en dan praat jij met ons. Dan horen we het ook.’ Letterlijk zeggen ze: ‘Laat God niet met ons spreken, want dan sterven we.’
Het volk is bang. Bang voor deze God die zijn macht laat zien, zich omringt met uitingen van majesteit en zichtbaar is als een donkere wolk. En die God zegt: Kom maar, Ik wil met jullie spreken.
Nee, liever niet.
De Bijbel zegt dat het volk op afstand bleef staan. En Mozes? Mozes ging weer naar de donkere wolk waar God aanwezig was.
Verwachting
Stel je voor: wat een stap dat voor Mozes is. In zijn eentje loopt hij recht op die donkere wolk af, met donder, bliksem, rook, duisternis. Recht op het hart van de storm af. Ik kan me niet voorstellen dat dat een ontspannend wandelingetje is geweest. Maar hij doet het. Hij doet het, omdat hij verwacht dat God daar is. Omdat hij verwacht dat God daar zal spreken.
Soms vind ik God angstaanjagend. Soms komt Hij dichterbij dan dat ik prettig en comfortabel vind. Soms lijkt Hij een beetje op een dreigende donderwolk. Het trekt me niet zo aan, om zo’n donderwolk binnen te lopen.
Ik wil Mozes zijn
Dit bijbelstuk stelt mij de vraag: Ben ik het volk, of ben ik Mozes? Blijf ik op een afstand staan en hoor ik God dus niet spreken, of alleen via-via? Of durf ik op die wolk af te lopen, me in te laten sluiten door grijze nevels, durf ik donder en bliksem te trotseren, in de verwachting dat God zal spreken? Dat ik hem zal ontmoeten?
Ik wil Mozes zijn. Ik wil God zelf horen. Niet via anderen, niet van anderen, niet van horen zeggen. Dan zullen er momenten zijn dat ik op een donkere wolk af zal moeten stappen. Ik wil gaan, in de verwachting dat God zal spreken.
Dit bijbelstuk stelt de vraag: Ben je het volk, of ben je Mozes?